Tegen een uur of zes word ik wakker en hoor Cornelia naar beneden gaan. Ik doe nog even een oogje toe en krijg in de twee uur daarop toegang tot een volle droom. Ik droom meestal niet zo veel, en dat is dus een bijzondere ervaring. De droom speelt in Londen en begint, voor zover ik weet, met mij die in een ongelooflijk smerig toilet is. Niet alleen doe ik er mijn behoefte, maar ik probeer het er ook schoon te maken. Dat lukt niet en ik zit onder, vooral mijn mooie geruite jasje. Ik moet mijn handen wassen, besef ik. Het grootste deel van de droom ben ik op zoek naar een plek waar ik dat kan doen. Ik kom in een bordeel terecht waar ik een toilet zoek en een drugstransactie zie en in een hotel waarvan ik weet dat die hele schone toiletten hebben (zonder er een te vinden). En dan gaat de droom over in een wandeltocht in Londen, waarbij we op zoek gaan naar een les in keira of keirin, kennelijk een vechtsport. Ik heb er veel zin in en iemand helpt me mijn (nog steeds vuile?) kleren in een kluisje te stoppen. Het interessante van het kluisje is dat het van stof is en een rits heeft. Wereldidee, nooit meer geklooi met sleutels of muntjes. Dan duikt een figuur op die Herschi of Hirsch heet, hij draagt een zilveren maatpak en oogt wereldwijs, op het onverschillige af. Hij zal me straks naar huis brengen. Dan meldt zich iemand anders, in een zwart pak. Hij heeft me nodig – waarvoor weet ik niet – en Herschi heeft alle tijd dus het is geen probleem. Dan word ik wakker. Bij deze droom hoort een neiging tot allerlei Freudiaanse interpretaties, bijvoorbeeld met een obsessieve gerichtheid op uitwerpselen. Vroeger was ik zeker op die neiging ingegaan, maar nu even niet. Nu geniet ik van de irrationaliteit en merkwaardigheid ervan, van de rijkdom en de sprongen.
Beneden aangekomen lees ik in De Volkskrant een artikel over een boek door Mounir Raji, een Marokkaanse fotograaf die al heel lang in Nederland woont. Het boek heet Dreamland en gaat over zijn heimwee naar Marokko. Die heimwee is ontstaan tijdens de vele zomers dat hij met zijn ouders naar dat land reisde. De journalist die over het boek schrijft, Jarl van der Ploeg, neemt aan het eind een diep gedicht op van Georgio Caproni (wat klinkt Italiaans toch als muziek). Het heet Een briefje alvorens niet weg te gaan en het gaat als volgt:
Mocht ik niet terugkomen
Weet dan dat ik nooit vertrokken ben.
Mijn gereis
Was uitsluitend hier
Blijven, waar ik nooit ben geweest.
Ik schrijf het gedicht uit voor Cornelia. Het is erg op haar van toepassing, omdat zij op veel plekken gewoond heeft vanwege het gereis van haar vader die diplomaat was in Amerikaanse dienst. Ze is er erg blij mee. Thuis is voor haar een in betekenis verschuivend begrip begrip geworden, vrienden en medeleerlingen zijn altijd tijdelijk. Dat begin ik steeds beter te begrijpen. Zij stopt al haar levenservaringen in haar toneelstukken, gedichten en boeken. Ze is momenteel Picasso aan het herschrijven, een tweetalig toneelstuk voor kinderen, dat tussen 14 en 21 oktober opnieuw wordt uitgevoerd in het GALA theater in Washington.
Nou ja, en tenslotte, er is weer een nieuwe aflevering van Luie Friet, waarin Gijs van Dinther en ik ons dit keer verdiepen in Radicale Non-Dualiteit (RND). Omdat ND nogal moeilijk uit te spreken is, stel ik voor het Nondeju te noemen. Deze aflevering van onze verse podcast is weer een vrolijke mix van intellectuele breedte en diepte geworden. Heerlijk om ze samen met Gijs op te nemen.