In mijn blogs ging het nog niet vaak over voetbalclub Zwaluwen Utrecht 1911. Ik ben al lang bij die club, de eerste zes jaar als coach bij het meidenteam van mijn dochter Lean. Dat was een mooie tijd, waarin ik zelf veel over voetbal heb geleerd en de meiden vooral op motivatie en inzet coachte met behulp van positieve psychologie. Dat werkte wonderwel, maar een goede trainer was ik niet (niet eens geprobeerd). Later ben ik supervisor in de Wedstrijdkamer geworden, een ruimte onderaan het clubgebouw van Zwaluwen. Mijn taak: de wedstrijden begeleiden en vastleggen, limonade schenken, problemen tackelen. Dat leidde tot hechte contacten met ouwe stompen die gewend zijn de schouders eronder te zetten.
Vandaag ben ik aan de beurt. Niet helemaal uit vrije wil, er is maar een van de drie diensten ingevuld. Hans doet de begindienst van acht tot een, maar het wedstrijdprogramma loopt tot kwart voor zes. Ik spring dus in. Hans praat me bij. Naast de competitiewedstrijden is er ook een voetbaltoernooi van de Jaarbeurs. Teams uit Berlijn, Hannover en Milaan doen mee en dat geeft een mooie internationale sfeer. Mijn werk bestaat vooral uit het voor de deur in de schaduw staan en af en toe mensen bijstaan met limonade of hulp. Maar er komt ook een man binnen met een jonge scholekster met een gebroken poot. Of ik de dierenambulance wil bellen. in de verste roept een van de ouders. De dierenambulance is in gesprek. Misschien een zwaan aan het redden, of een hond. Omdat de vogel nogal angstig oogt, opper ik het dier in een doos te doen. Dat vindt de man een goed idee . Daarna verdwijnt hij met de doos. Ik zie hem niet meer terug. De vogel ook niet.
Er komt ook een jonge Duitser in een wit tenue binnen met een van pijn vertrokken gezicht. Zijn schouder lijkt uit de kom en Rik van de fysiotherapie kijkt ernaar. Drie mededuitsers (is dat met een hoofdletter?) kijken toe. Ik vraag hem te gaan zitten en bied hem water aan. Eerst weigert hij, maar later accepteert hij het toch. Twee van de Duitsers stuur ik naar buiten. Is toch alleen maar ramptoerisme. Een van hen heeft kritiek op het feit dat hij eerst naar de huisartsenpost moet. In Duitsland kun je bij elk pijntje meteen naar het ziekenhuis, zegt hij. En nu staat hij dus buiten. De speler gaat met een taxi naar het Diak, en het blijkt allemaal mee te vallen. De kritische jongen bedankt me later voor ons goede handelen. Dat is sportief van hem.
Veel mensen verbranden langzaam door de sterke zon, ik zie het gebeuren. zelfs kleine kinderen worden soms niet ingesmeerd. Ik blijf zo veel mogelijk binnen. Het bier vloeit en de broodjes worst glijden veelvuldig naar binnen. En dan begint langzaam het opruimen. De beveiligers, inclusief de aardige, bebaarde Amerikaanse stotteraar Charlie, gaan naar huis na een lange dag. De andere beveiliger verzamelt en repareert oude gokmachines: ‘Vooral de mechanische, daar kun je nog veel aan doen.’ Alwie en Eric, twee oude rotten, beginnen stoelen te stapelen en vuilnisbakken te legen. Flesjes en blikjes komen in een aparte bak, daar kan de club veel aan verdienen. Ik sluit alle hekken en veeg de kleedkamers aan. Het team van Heren 1 heeft weer een enorme puinhoop achtergelaten in kleedkamer 7. Verwende jongens die vaak voor het clubhuis staan te paffen. Ze degraderen, en ik vind dat niet erg. Ik zie Lean nog, ze heeft een barbecue met haar team als afsluiting van het seizoen. Ze hebben het redelijk gedaan, en hebben het gezellig met elkaar. ik zie dat aan haar en dat stemt me blij.
Ik stap op mijn fiets, kuiten en schouders zwaar, en voel me voldaan. Cornelia maakt lekkere kippensoep. Een boerendiner met fruit, kaas, brood en soep. Simpel en lekker. Dankbaar.