Vandaag kook ik Libanese makreel met harissa, tahin en pijnboompitten. Dat staat al lekker te sudderen in de oven. Nu alleen nog even de bloemkool zacht bakken, dan zijn we klaar voor het diner. Cornelia komt binnen, ze wil de laatste versie van het boek dat ze aan het schrijven is, printen. Maar omdat het een oude printer is, moet af en toe de printerkop gereinigd worden. Ik loop met haar naar de printer en leg uit welke knoppen ze in moet drukken om de verantwoordelijke kabouter aan het werk te krijgen. Als dat klaar is, loop ik terug naar de keuken. Daar zie ik een grote vlam uit de wok komen, waarin ik de olijfolie opwarmde. Vergeten uit te zetten. Ik wil de pan oppakken en naar de gootsteen brengen maar herinner me opeens een belangrijke les van de Bedrijfshulpverlening (BHV), waar ik op de faculteit een tijdje bij was. Water bij een vlam in de pan leidt tot een enorme steekvlam. Ik pak dus een groot deksel uit de pannenla en leg die op de wok. Dat helpt. Het vuur gaat uit.
Er staat flink wat rook in de kamer en de afzuigkap is geblakerd. Om te voorkomen dat de rookmelder in de gang afgaat, luchten we eerst goed. Daarna mag Cornelia pas terug naar haar printtaak. Ze glipt snel door een kier van de deur. Het is goed afgelopen. Maar wel even schrikken. En de Libanese makreel met gesauteerde bloemkool smaakt fantastisch.
Na er bijna drie jaar in hoop en vrees omheen geleefd te hebben, heb ik nu eindelijk zelf corona. Ik hoest diep, heb een zwaar gevoel in mijn borstkas en voel me moe. De zelftest liet twee streepjes zien, een C (die is niet voor corona) en een T (die staat niet voor Te gek, je hebt het niet). Ik ga dus in isolatie, en verstuur communiqués aan mensen met wie ik de afgelopen dagen in aanraking ben geweest: personeel van kasteel De Haar, voetbalclub Zwaluwen, de plandelgroep Terwijde. Zoon Noah (had alleen een C) gaat naar zijn moeder, en mijn vrouw Cornelia (ook alleen C) loopt zich het vuur uit de sloffen om me van eten en drinken te voorzien. Ik slaap op de bank in wat we de Situation Room noemen, een logeerkamer met allemaal landkaarten van Utrecht, Nederland, de Verenigde Staten van Amerika en de wereld. Cornelia vindt het maar niks en wil dat ik snel beter ben (ik ook). Ik krijg van haar een papiertje toegeschoven met Paxlovid erop geschreven. Dat is een medicijn dat een kennis van haar goed heeft geholpen, zegt ze. Op de site van de rijksoverheid lees ik er dit over:
“Het medicijn Paxlovid bestaat uit de stoffen nirmatrelvir en ritonavir en verlaagt volgens het Zorginstituut de kans op ziekenhuisopname of ernstige ziekte bij een kwetsbare groep coronapatiënten. Het gaat om mensen zonder antistoffen tegen corona die tegelijkertijd een verhoogd risico hebben door andere aspecten van hun gezondheid. Denk aan kwetsbare ouderen of patiënten met een ernstige hart- of longaandoening. Daarnaast betreft het mensen die een ernstige verminderde afweer hebben en die onder behandeling zijn bij een medisch specialist.”
Het is lief van haar dat ze dit aan me geeft, maar ik behoor dus niet tot de doelgroep: (nog) niet kwetsbaar, (wel) met afweer tegen corona (vijf vaccinaties al) en (nog) geen verminderd immuunsysteem. Bovendien ben ik met een flinke dosis flinkheid opgevoed. Niet zeuren dus, uitmondend in een zorgopvatting dat je lichaam heel veel zelf op kan lossen en je dus niet te snel naar dokter of apotheker holt. Cornelia is met een Amerikaanse zorgopvatting groot geworden. Daarin staan de verworvenheden van de medische wetenschap centraal. Als je ziek bent, moet je zo snel mogelijk beter worden en daar zijn medicijnen voor. Bovendien dempen die medicijnen ook alle zorgen die je hebt. Voorlopig ziek ik maar lekker uit. Ik hoop dat ik zaterdag mee kan naar het uitje van de Fotosoos. We gaan dan foto’s maken van de carnavalsoptocht in Harmelen (het heet dan Kwakbollenpoel).
Het is vrijdagavond en ik neem de trein naar station Vaartsche Rijn. Vanaf daar wandel ik naar Enik, een instelling voor herstel van psychische ontwrichting. Ik ga naar de voorstelling Dood(s)bang. De kaartjes zijn gratis maar ik stond wel meteen op de wachtlijst, want er was veel animo voor. Gelukkig mag ik er later toch in.
Ik wandel dus naar hun gebouw in de Vaartscherijnstraat. Het lijkt van binnen op een buurthuis en ergens in de doolhof van ruimtes is een klein, maar professioneel muziektheatertje gebouwd met een podium en een grote elektrische piano. Hier spelen Daniëlle en Nicky van Psychisch Gestoord Producties de voorstelling Dood(s)bang. Ik ken Daniëlle als student klinische psychologie en weet dat zij het de laatste jaren niet gemakkelijk heeft gehad. Dat kan ik in deze blog makkelijk zeggen want zij en haar partner Nicky gebruiken hun eigen ervaringen met de psychiatrie in de voorstelling.
Het zit ramvol, zo’n 50 bezoekers. Daniëlles hulphond Nola is er ook, ze ligt op de grond rechts voor mij in het gangpad. Ik kan me nog goed herinneren dat Daniëlle haar als pup kwam laten zien, na een succesvolle crowdfunding actie. Ik breng bloemen mee voor het duo, die ik voor de voorstelling al aan ze geef. Tot toi toi. Dood(s)bang snijdt een moeilijk thema aan: jonge mensen zoals zij, met eetstoornissen of depressies die het leven niet meer zien zitten en die in de psychiatrie lang niet altijd vinden wat ze zoeken, mensen die ze kwijt zijn geraakt omdat ze het in het leven niet kunnen vinden. De voorstelling zit vol muziek, humor en vlijmscherpe observaties. Er zijn nog 81.000 wachtenden voor u, over twee weken kunt u afspreken bij de crisisopvang. Er spreekt ook hoop uit, al was die in hun eigen levens soms moeilijk te vinden. Tranen zijn bedoeld om het verdriet weg te wassen, zingen ze. En ook: dan zijn we samen alleen. Als Daniëlle tijdens een van de liedjes met Nicky achter de grote piano zit, glimlacht ze naar haar. Liefdevol en stralend.
Er wordt veel en hard geklapt, en in de pauze praat ik nog even na met Daniëlle. Ze zegt dat ze in haar master psychologie alles cum laude heeft gehaald. Dat deed ze in haar bachelor ook al. Ik zeg dus dat ik niet anders had verwacht. Wat ik bedoel te zeggen is dat ik trots op haar ben en dat ze een slimme meid is. Achteraf realiseer ik me dat ik misschien ook heb gezegd dat hoge verwachtingen prima zijn, terwijl je daar misschien best last van kan hebben. Ik blijf bij het nagesprek na de pauze. Er blijven zo’n dertig mensen zitten. Veel. Labrador Nola zit ook op het podium (ik suggereer dat ze die erin moeten houden). Er komen allerlei herkenningspunten aan bod. Een vrouw die haar vriendin aan suïcide verloor en veel in de voorstelling herkende, mensen die al lang hoofdpijn (is misschien wel groeipijn) of een depressie hebben. De openheid om te delen raakt me, net als de reacties van Daniëlle en Nicky. Ze spreken, zingen en spelen met lef, vol leven. En ik? Ik ben vol lof. Hier moeten ze mee doorgaan.