Het is nog knap koud. Maar de lente hangt in de lucht, dus ik ga zaterdag en zondag lekker fietsen. Excuusdoelen: kringloopwinkels de Sirkel in Maarssen (twee keer) en De Schatkist in Nieuwegein. Ik koop er een maatbeker en een mok met de volgende tekst: Don’t read the next sentence. You did, didn’t you? Op de andere kant staat You little rebel! Ik houd van zulke teksten omdat ze logisch niet kunnen en toch kunnen. Ik merk dat ik niet zoveel meer koop, alleen nog heel speciale dingen. Voorheen kocht ik veel boeken over de Nederlandse taal, maar daar heb ik nu al een kleine twee meter van. Die markt is enigszins verzadigd hier in huis. Ik heb een schat aan uitleg en oefeningen van en met de Nederlandse taal, erg handig. Tegenwoordig ben ik meer uit op minifiguren. Ik heb het werk van Tatsuya Tanaka ontdekt. Hij maakt erg grappige foto’s van figuurtjes in onverwachte settings, waarbij hij alledaagse voorwerpen als alternatief gebruikt, bv. Luikse wafels als flatgebouwen en bloemkool als rook uit een raket. Tabletop fotografie, waarvan ik besluit eerst maar eens de diorama’s van Tanaka te gaan namaken en daarna mijn eigen creatieve geest aan de slag te zetten. Enkringloopwinkels zijn natuurlijk ook gewoon een verzameling historische objecten die nostalgie of spot oproepen (deden we dat vroeger zo?).


De lente hangt in de lucht. Ik merk het aan de vogels. Als ik zondag op mijn fiets stap, hoor ik een massieve maar schuchtere muur van getsjilp en gepiep. Allemaal gevleugelden die er zin in hebben. En ik hoor ook de koolmees en de valkparkieten onderweg. Op een elektriciteitsmast zie ik een wolk van spreeuwen zitten (zie foto). En ik fiets langs een verwaaid bergje donsveertjes: een roofvogel die een duif heeft geplukt en zo reserves opbouwt voor de nestbouw. Het duidelijkst zijn de koppeltjes Nijlganzen, zwanen en meerkoeten die bronstig rondhoppen. Of dit de lente in mijn hoofd is of in hun koppen, dat weet ik niet.
Langs de Nedereindse Plas gaat de zon in grootse schittering onder. Laatst zei iemand tegen mij: wat ben je toch een romanticus. Vermoedelijk is dit waar. Na lezing van De onzichtbare maat door Andreas Kinneging zie ik daar de beperkingen ook van in. De stelregel van de Romantiek is dat alles – mensen, dieren of voorwerpen – uniek is, dat er geen onderliggend patroon of soort aan ten grondslag ligt, en dat autonomie een groot goed is. Ik ervaar zeker uniciteit, net als de visser die in het water van de plas staat (zie foto). Maar ik zie ook dat er onderliggende patronen en soorten zijn, dat er een gemeenschappelijkheid is. En misschien zelfs dat non-dualiteit of niets (/alles) alles is wat er is, zie Luie Friet. Ik koester ook zeker mijn eigen autonomie, maar voel me steeds vaker ook onderdeel van het geheel. Zo vind ik het tegenwoordig extra heerlijk om buiten te zijn, koud of niet. Dat is sterker geworden dan voorheen. Ik zie dan helaas ook de wonden van de wereld, de vervuiling, de hebzucht, de puinhopen van de vooruitgang in dienst van de zogenaamde Verlichting. Dat raakt me, maar ik blijf positief. Er is nog veel schoons. Kwaliteit, zou Robert Pirsig (Zen en de kunst van het motoronderhoud) zeggen.
