Vroeger was ik een fan van Belcampo. Hij heeft veel korte verhalen geschreven. Een daarvan heet Bladzijde uit het dagboek van een arts. Het gaat over een man die zichzelf opeet, omdat het zo vreselijk lekker is. Hij komt bij de arts met het verzoek hem te helpen zijn laatste arm op te eten, want dat kan hij niet meer zelf. Het opeten van mensen gaat een morele grens over, zeker als het andere mensen zijn. Kannibalisme is een flink taboe, al moet het soms, zoals de overlevenden van een in de Andes neergestort vliegtuig, die dode medepassagiers opaten om te overleven. En als het moet dan mag het.
Het eten van dieren is lange tijd aanvaardbaar geweest. Dat verandert. Het aantal vegetariërs neemt toe, en wij doen daar ook aan mee. Wij zijn meer flexitariërs en proberen te minderen met vlees. Dat lukt heel aardig want vleesvervangers en paddenstoelen zijn ook lekker en voedzaam. Af en toe eten we nog weleens pasta di papa, met spinazie, boursin en hamblokjes. Ik heb wel vleesvervangers geprobeerd, maar men lust het hier niet.
En dan dient zich een andere groep levende wezens aan. Op een zekere zondagochtend rep ik me naar Kasteel de Haar. Het is nog koud als ik op mijn racefiets stap. Ik neem een iets andere route dan normaal want ik heb tijd. Ik ruik vers gemaaid gras. Heerlijk, denk ik. Het voert me terug naar onze vakanties op de boerderij bij Bathmen. Hooien, de geur van oud en vers gras, koeien melken in de wei, varkens voeren en hutten bouwen in het kleine bosje vlakbij. Maar dan schiet het door me heen dat dit verse gras gedood is. En het herinnert me aan een onderwerp waar ik altijd graag over wilde schrijven. Plantenmoord. De spinazie in onze pasta di papa heeft op een veld staan floreren en genoten van zon, wind en water. Tot een machine kwam en de blaadjes van hun steeltjes rukte, ze invroor en ze verpakt aanleverde bij onze supermarkt. En wij eten dat om het leven gebrachte product lekker. Lekker. Om het leven brengen klinkt raar. We doen het ook met bermgras en snijbloemen. Maar gelden hier niet dezelfde morele bezwaren als bij het doden van dieren? We beëindigen levens van organismen om hen op te eten. Nu kan je zeggen dat planten een lagere soort zijn dan dieren. Dat is al een hele oude gedachte. Maar sinds ik lees over bomen (Het bomenboek van Koos van Zomeren) en vegetatieve filosofie (Plantaardig van Th. Oudemans) heb ik meer bewondering en liefde voor planten gekregen en lijkt het me inconsequent om morele principes alleen toe te passen op dieren. Planten hebben dan misschien geen ziel, maar het zijn slimme en gevoelige organismen in een netwerk van samenwerking met dieren en andere planten. Dus eigenlijk moeten we helemaal niets levends meer eten. Maar ja, als we alleen stenen en zand eten dan gaan we allemaal dood. En worden we voer voor schimmels, planten, en dieren. Misschien nog niet eens zo gek, dan doen we tenminste wat terug. Of misschien geldt hier wel weer dat als het moet, dat het dan mag.